Diverse media hebben de afgelopen dagen het bericht van de Rijksoverheid overgenomen dat de invoer van de BENG eisen is uitgesteld naar 1 juli 2020. In hetzelfde bericht wordt ook aangekondigd dat de BENG eisen opnieuw zijn aangepast.
Wij hebben de kamerbrief en het ontwerpbesluit voor u bestudeerd. In dit nieuwsbericht geven wij een samenvatting over de hoogte van de eisen en enkele consequenties voor de praktijk. Daarbij gaan wij ook in op de opmerking van de minister over een ‘maximum gesteld aan luchtsnelheid van verse (koude) ventilatielucht in gebouwen’ wat door sommige media is uitgelegd als een nieuwe norm.
Nieuwe BENG eisen
De publicatie in november 2018 van de ‘concept geadviseerde’ eisen heeft tot vele reacties geleid. Dit heeft erin geresulteerd dat de ondergrens van de BENG 1 eis voor grondgebonden woningen is aangescherpt van 70 kWh/m² naar 55 kWh/m² en voor woongebouwen van 70 kWh/m² naar 65 kWh/m². Bij woningbouw zijn BENG eis 2 en 3 gelijk gebleven. Bij utiliteitsbouw zijn afhankelijk van de gebruiksfunctie alle 3 de BENG eisen aangepast.
In onderstaande tabel hebben wij de eisen voor woningbouw samengevat. Hieruit blijkt dat de eisen afhankelijk zijn van de volgende parameters:
- Gebruiksfunctie
- Vormfactor (BENG 1)
- Bouwwijze (BENG 1)
De eisen van de overige gebruiksfuncties kunt u in de kamerbrief bekijken.
Vormfactor
De geometrieverhouding of ‘vormfactor’ is de verhouding tussen verliesoppervlak en gebruiksoppervlak (Als/Ag). Gebouwen die compact zijn, hebben een lagere vormfactor en krijgen een zwaardere eis qua energiebehoefte. Die leidt tot een lichtere BENG 1 eis (energiebehoefte) voor:
- Gebouwen die relatief veel verliesoppervlak hebben, zoals bijvoorbeeld een tiny house of seniorenwoning.
- Woningtypes met meer verliesoppervlak, zoals kopwoningen en vrijstaande woningen.
Als de vormfactor hoger is dan 1,5 leidt dit tot een lichtere eis bij de kopwoning dan bij de tussenwoning van hetzelfde type. In een steekproef onder hoekwoningen blijkt dat deze in de vormfactor ongeveer 0,5 hoger zitten dan de tussenwoning van hetzelfde type. Dit leidt tot een BENG 1 eis die 10 – 15 kWh/m2 per jaar soepeler is voor de kopwoningen. Voor vrijstaande woningen zal de vormfactor nog hoger liggen en dit effect dus nog sterker zichtbaar worden.
Bouwwijze
De BENG 1 eis (energiebehoefte) voor grondgebonden woningen en woongebouwen met lichte bouwconstructies (hout- en staalskeletbouw) is 5 kWh/m² per jaar hoger dan voor gelijksoortige woningen en woongebouwen met een zware bouwconstructie. Een lichte bouwwijze verhoogt de energiebehoefte (BENG 1) berekend met NTA 8800. Deze hogere uitkomst wordt dus (deels) gecompenseerd door de versoepeling van de eis voor lichte bouwconstructies.
Deze lichtere eis geldt niet voor woonboten, woonwagens en andere gebruiksfuncties dan woonfunctie omdat voor deze functies al een lichtere BENG 1 eis geldt.
Stedelijk gebied
In sommige gevallen kan de BENG 3 eis (het aandeel hernieuwbare energie) niet gehaald worden door locatie gebonden omstandigheden.
Omdat het bij appartementsgebouwen in een stedelijke omgeving regelmatig voorkomt dat het toepassen van zonnepanelen door bijvoorbeeld beschaduwing ten gevolge van andere gebouwen niet zinvol is en alternatieven zoals de warmtepomp niet overal toepasbaar zijn (bijvoorbeeld bij een metrolijn), kan in dergelijke gevallen afgeweken worden van het vereiste minimum percentage hernieuwbare energie. Voor toepassing van deze uitzonderingsmogelijkheid is het nodig dat ook andere vormen van hernieuwbare energie zoals bijvoorbeeld aansluiten op een duurzaam lokaal warmtenet, in het specifieke geval niet mogelijk zijn of onvoldoende is om de BENG 3 eis te kunnen realiseren.
De uitzonderingssituatie moet worden aangetoond aan het bevoegd gezag. Dan zal een nieuwe BENG 3 eis worden vastgesteld die voor dat project op die specifieke locatie wel haalbaar is.
Maximum luchtsnelheid van ventilatielucht
In de berichtgeving vanuit de Rijksoverheid (link) is het volgende geschreven omtrent luchtsnelheid:
“Veel bewoners hebben de neiging om bij tocht de ventilatieopeningen af te sluiten, waardoor er voor de gezondheid nadelige situatie kan ontstaan. Om dit te voorkomen is er een maximum gesteld aan luchtsnelheid van verse (koude) ventilatielucht in gebouwen, zodat er geen tochtoverlast wordt ervaren.”
Dit is door verschillende partijen geïnterpreteerd alsof hiervoor een nieuwe regelgeving zal komen. Dit is niet het geval. De kamerbrief verwijst in dit verband naar artikel 3.30 uit het Bouwbesluit waarin staat dat de luchtsnelheid max 0,2 m/s in de leefzone mag zijn. Deze eis is dus niet nieuw en wordt ook niet aangepast in samenhang met NTA 8800. Wat wel wordt aangepast bij de nieuwe versie van de ventilatienorm NEN 1087 is dat de leefzone dichter bij de buitengevel begint (0,5 m in plaats van 1,0 m). Daarmee gaat in de praktijk een iets strengere beoordeling gelden voor het thermische comfort. Het is nog niet vastgesteld wanneer deze nieuwe versie van NEN 1087 van kracht wordt.
Temperatuuroverschrijding
Door de goede isolatie van nieuwbouwwoningen ontstaat er het risico op oververhitting in de zomer. Daarom zal er ook een eis gesteld gaan worden aan de grenswaarde van de TOjuli. Op dit moment wordt nog onderzocht hoe deze eis gaat luiden. Zodra hier meer over bekend is, zullen wij u op de hoogte brengen. Door deze eis aan te kondigen is het al wel duidelijk dat koeling (passief en/of actief) een integraal onderdeel van een gebouwontwerp moet worden.
Aangepaste Rc-waarden
Met het van kracht worden van de NTA 8800 worden de minimum Rc-waarden aangepast in het Bouwbesluit. In geval van nieuwbouw betekent dat:
Rc vloer ≥ 3,7 m²K/W
Rc gevel ≥ 4,7 m²K/W
Rc dak ≥ 6,3 m²K/W
Deze wijziging is geen aanscherping maar een correctie om aan te sluiten op de CEN EPB zoals deze is verwerkt in NTA 8800. Dat betekent dat met ingang van de NTA 8800 de isolatiewaarde van alle constructies opnieuw bepaald moet worden volgens de nieuwe rekenmethodiek. Deze nieuwe rekenmethodiek zal resulteren in een iets hogere isolatiewaarde (Rc) dan de huidige waarde berekend volgens NEN 1068. Vandaar dat de minimum isolatiewaarde in het Bouwbesluit naar boven wordt bijgesteld om effectief dezelfde thermische kwaliteit te kunnen handhaven.
(BRON: Uniec3)